Twee kinderkopjes naast elkaar. Zij een rond gezichtje met twee zijstaartjes, ik een langer gezicht met froefroe en paardenstaart. Alletwee met een mond vol gaten: we zijn volop onze tanden aan het wisselen. We zitten samen op de achterbank, mijn zusje en ik. We wringen onze ruggengraat in een onmogelijke bocht om door de achterruit naar de auto achter ons te kijken. We zitten eind jaren ’80: kinderzitjes en gordels op de achterbank zijn nog niet verplicht, zeker niet in een oldtimer. We wuiven naar de auto’s achter ons, een spelletje dat we vaak spelen terwijl we op weg zijn naar eender waar we met de auto naartoe moeten. We stoten elkaar aan wanneer iemand terugwuift. Zie! Zie! We wuiven fanatieker, en iedere keer iemand terugwuift lachen we luider en luider. Echt plezant wordt het pas als er een vrachtwagen achter ons hangt. Dat kost wat meer moeite, onze gezichten compleet tegen de achterruit geplakt om toch maar naar boven in de cabine te kunnen kijken, maar als er dan eenmaal oogcontact is met de trucker, dan volgt de “akketuut”: met vastgeklemde vuist en je elleboog in een hoek van 90° trek je je arm naar beneden. Als je chance hebt, antwoordt de trucker met een luide BWÂÂÂÂÂP die je voelt trillen, los door de auto door. Mijn zusje en ik gieren het uit. 30 jaar later heb ik de achterbank verruilt voor een zitje op de bus. Ik heb chance: de eerste halte ligt in onze wijk, ik kan bijna altijd kiezen waar ik ga zitten. Mijn favoriete plaats is rechtsachter de chauffeur, dan kan ik lekker meekijken door dat grote venster vooraan. Gisteren zat ik weer op mijn vertrouwde plekje toen we op de Antwerpse leien mee in de trambedding reden. Aan de lichten stoppen we vlak achter een tram. Door de ruiten zie ik op de achterste zetel een paar kinderen zitten. Het jongetje links draait zich om. Hij begint te grijnzen. Een mond vol gaten, hij is volop aan ’t wisselen. Hij kijkt de buschauffeur aan en steekt zijn duim op. Mijn buschauffeur antwoordt met een eveneens opgestoken duim. De jongen giechelt. Hij steekt twee duimen op. De buschauffeur steekt twee duimen op. Het jongetje stoot zijn kompanen aan: zie! Zie! En dan steekt hij zijn vuist op, elleboog in een rechte hoek. Mijn ogen sperren zich open vol verbazing. De akketuut! Maar de buschauffeur schudt vermanend zijn wijsvinger heen en weer: nee, geen claxon. Dat mag niet. Het jongetje draait zich beteuterd weer naar voor. Dan draait hij zijn hoofd nog even om, pretlichtjes in de ogen, en heel stiekem, over zijn rechterschouder, maakt hij een schietgebaar met zijn vingers. De buschauffeur grijpt met twee handen naar zijn hart, schokt even en laat zich dan tegen de linkerzijruit vallen, tong uit de mond. Op de achterbank van de tram gieren 4 jongetjes het uit van de pret. In de weerspiegeling van de voorruit giert een meisje met froefroe en paardenstaart keihard mee.
marijkevervloet
Comments