Aan de schrijftafel. Tekstflarden dwarrelen door mijn hoofd maar vinden geen houvast. Een voor een verdrinken ze in het drassige piekermoeras. Een pixie trekt aan mijn mouw. Of ik wil helpen Kerst te vinden? Ik tik haar weg. Komaan kind, verhaaltjes over peperkoek en kruidenwijn? Beetje naïef, nee? Dit is 2020, de wereld staat in brand en daar sta ik te wapperen met wat elfenstof. Zo’n onzin… Nee, dat wordt weer niks vandaag. Ik trek mijn jas en schoenen aan. Eventjes uitwaaien in het polderbos. Al moet je de heilzame kracht daarvan ook niet overschatten: een regenachtig herfstbos is bezwaarlijk opbeurend te noemen. Iets verderop laat een vrouw haar hond uit, een chocoladebruine labrador. Social distancing is voor die beestjes een onbekend begrip: binnen de kortste keren staat het uitgebreid mijn schoenen te besnuffelen. De vrouw en ik geraken aan de praat. “Ik werk in verpleging”, zegt ze. “Ik ben stadsgids.” We zuchten diep en knikken begrijpend naar elkaar, met opeengeknepen lippen. Verdere uitleg is overbodig. We wisselen nog wat bemoedigende woorden uit en zetten dan ieder onze weg verder. Verpleegkundige. Dat is nog eens een beroep. Daar heeft de wereld iets aan. Misschien moet ik daar iets mee doen. Sociale beroepen zitten in mijn familie, van kinderopvang over leerkracht tot bejaardenhulp. Misschien zit het ook wel een beetje in mij? Wat verderop verschijnt een jogger. Hij draagt geen mondmasker. Ik ook niet, zo alleen in ’t bos. Voor de veiligheid zet ik me een stevige meter van het pad af en wacht af tot hij passeert. Aan de zijlijn. Opzijgeschoven. Een opstandigheid maakt zich van me meester. Over het wandelpad verschijnt een grote finishvlag, achter mij staan de bloemenmeisjes al klaar met de gouden beker. Het eindpunt is in zicht maar de jogger staat op het punt te begeven, de modder trekt aan zijn schoenen, listige braamstruiken rijten zijn benen open, hij is de uitputting nabij… Vanop de tribune spring ik recht, ik begin luid te applaudisseren en te roepen: “Komaan, ge kunt het, ik geloof in u!”… Lachend en met twee opgeheven duimen loopt de man me voorbij. “Merci meiske! Ik ben 66, ik moet aan mijn conditie werken! Merci!” En weg is hij. Geen verpleging voor mij. De wereld heeft haar clowns nodig, haar schrijvers en tekenaars, haar straatkunstenaars. En zelfs in 2020 is er plaats voor elfenstof, peperkoek en kruidenwijn. Komaan mie, naar je schrijftafel. Misschien kan je nog mee op zoektocht naar Kerst…
marijkevervloet
Comments