Dat hij na zijn huidige honden geen andere honden meer wil, zegt hij. In de groep wordt vrij snel begrijpend geknikt. Bijna allemaal hebben we huisdieren – katten oververtegenwoordigd – en we hebben er net een rondje gezamenlijk zeuren op zitten. Ja, ze zijn schattig en lief en we houden van hen maar het brengt zoveel gedoe mee. Je moet er zo veel rekening mee houden. Op tijd naar huis, de beestjes moeten nog eten hebben. Het schuldgevoel wanneer je ze te lang alleen laat. En alles hangt vol katten-/hondenhaar. Maar dat is niet wat hij bedoelt. “Als je aan huisdieren begint, weet je dat je ze ooit eens moet afgeven. Mensen leven langer. Ik heb het al een paar keer meegemaakt, ik wil het niet meer.” Met enkele simpele zinnetjes slaat het gesprek een heel andere richting in.
Onvermijdelijk moet ik aan onze twee huiskatten denken. Ze zijn intussen 9 jaar, in mensenjaren prille vijftigers. De koddige kittencapriolen liggen al even achter ons, de eerste kwaaltjes gaan stilaan de kop op steken. Ik heb al wel eerder huisdieren gehad, maar nog nooit beestjes die zo dicht tegen me aan stonden, die zo lang dezelfde leefruimte als ik deelden. Geen idee hoe ik ga reageren wanneer ze verdwijnen. Het is een gedachte die ik liefst zo ver mogelijk voor me uit schuif.
Een paar dagen later lig ik in de zetel, een dik boek op m’n schoot. Natuurlijk heb ik geen bladwijzer, dus ik moet even zoeken naar de juiste passage. Kattenhaar dwarrelt op van tussen de bladzijden. Ik erger me blauw, probeer de haartjes zo veel mogelijk van het papier te pulken. En dan herinner ik me de laatste keer dat ik in het boek las. Ik was ziek en lag op mijn zij in bed. Een van de katten was op bed gesprongen en in mijn buikholte komen liggen. Iets wat ze niet snel doet, ze is nogal asociaal. Maar die dag heeft ze de hele tijd tegen mij aan gelegen, alsof ze over me waakte. De hele dag heb ik krampachtig geprobeerd verder te lezen, de ene arm lusteloos over haar heen geslagen, de andere in een onmogelijke hoek gebogen om de bladzijden om te kunnen te slaan zonder haar weg te jagen.
Ik kijk terug naar het zwart-witte kattenhaar op het papier. Mijn hand blijft mid-veeg hangen in de lucht. Laat het maar zitten. Misschien lees ik over een paar jaar het boek opnieuw. Misschien erger ik me dan opnieuw aan het kattenhaar. Maar misschien herinner ik me dan ook een fijn momentje met een lieve vriendin die ik tegen dan moet missen.
留言