Rood, de kleur van fout, van falen, van niet kunnen. Erin gedrild van in de lagere school. Vooral dan bij breuken. Helften, kwartjes en achtsten, tot daar aan toe, maar welke sadist haalt het in zijn hoofd een taart in zeven stukken te willen verdelen? De rest van de les vroeg ik me af hoe je daaraan moest beginnen. En wat doe je dan met al het slagroom dat aan het mes blijft kleven? Natuurlijk kregen zo’n levensvragen voorrang op het oplossen van de oefeningen. Gevolg: een breukschriftje vol rood en een hongergevoel dat niet meer wegging tot de middagpauze. Nee, wiskunde was niet mijn grote vriend.
Het veranderde enigszins in het middelbaar. De sommen werden moeilijker, de berekeningen ingewikkelder. En ik bleef fouten maken. Een schrift vol rood. Maar er kwam een andere kleur bij. Wanneer we een rekensom hadden gemaakt, werd nadien klassikaal elke stap overlopen. Het correcte resultaat werd in groen gezet, eventueel met uitleg hoe je tot dat resultaat kon komen. Wiskunde was niet langer een kwestie van fouten maken en falen. Je kon ook verbeteren.
De voorbije dagen heb ik zit ploeteren op een schets. Een kerstkaartje, dat als alles meezit binnenkort bij vrienden en familie in de bus valt. Maar een tekening is zelden van de eerste keer juist. Het mannetje heeft nu al 10 paar benen, en ergens in die wirwar van lijnen zit de juiste pose. Ik heb hem alleen nog niet gevonden. Het rood spat van mijn blad. Lijnen, kruisen, cirkels. Kwade opmerkingen. Fout, gefaald, je kan het niet. Vandaag probeer ik het anders. Vandaag neem ik groen. Ik faal niet meer. Ik verbeter.
Comments