Een zomeravond ergens in de vroege jaren ’90. Op opvoedkundig advies van mijn moeder spelen mijn zus en ik buiten met de andere kinderen van de straat. Waarheid, durven, doen. Ik ben een Durf-meisje, de enige veilige optie. Bij Waarheid krijg je gegarandeerd vragen waar je geen antwoord op wil geven (maar wel moét en liegen mag niet!) en bij Doen moet je jongens kussen, giechelgiechel. Geen denken aan. Maar Durven? Dat is het veilige achterpoortje waarbij je het spel kan meespelen zonder iets te moeten doen.
Die avond wisten we de kleur van elkaars onderbroeken al en de buurjongens waren al naar binnen gevlucht met de schandvlekken van hun slachtofferschap nog nat op hun gezicht. Mijn zus krijgt de vraag: “waarheid, durven of doen?” Zij is op de waagschaal van een heel ander kaliber dan ik en kiest resoluut voor Doen. Op dat moment komt mijn vader in zijn auto de hoek om gesnord. De buurmeisjes krijgen een geweldige ingeving en geven de opdracht. Mijn zus veert recht, zonder aarzelen, en staat uitdagend op de stoep, haar blik gericht op mijn vader. Wanneer hij ons passeert, steekt ze een niet nader omschreven vinger op. Vijf minuten later ligt zij in haar bed en ben ik haar zaak bij mijn ouders aan het bepleiten. Uiteindelijk had ze alleen maar de spelregels gevolgd. Ze had beloofd de opdracht te Doen.
Ik denk regelmatig aan die avond terug wanneer ik politici bezig hoor. Ze zeggen vaak dat we dingen moeten durven. Durven de dingen bij naam noemen. Durven actie ondernemen. Durven excelleren. Ik vraag me af of zij ook het veilige achterpoortje van Durven kennen. En of ze ooit voor Waarheid of Doen durven kiezen.
Comments