“Volgens mij hebben ze proberen in te breken. Ik herken die sporen. Beroepsmisvorming,” zegt mijn schoonmoeder wanneer ze binnenkomt. Ik wuif haar opmerking weg. Ik ben te druk bezig, heb hier geen tijd voor en heb vooral geen zin om stil te staan bij de betekenis van wat ze net heeft gezegd. Pas wanneer ze weer vertrokken is, ga ik met mijn lief de voordeur nader inspecteren. Er zitten inderdaad wat krasjes op zowel de deur als het kader errond, alsof er een metalen voorwerp tussen werd gewrongen. Poging tot inbraak? Misschien. We zien die sporen nu voor het eerst, maar wil dat zeggen dat ze er nooit eerder waren? Misschien hebben we het zo gekocht? Of misschien is er helemaal niks aan de hand en zijn dit de littekens van die ene avond dat we het sleutelgat wat moeilijker vonden. Het zou toch kunnen?
Bijna drie jaar wonen we hier nu. Een huis dat intussen een thuis is geworden, maar nog lang niet af. Onder de trap in de hal staan nog steeds een paar niet uitgepakte verhuisdozen, de muren blinken nog steeds bezetselwit en grote fotokaders wachten om opgehangen te worden (maar dat kan pas nadat alles is geschilderd en dat kan pas nadat alle kassementen afgewerkt zijn en dat kan pas nadat…) Het huis herbergt een eindeloze lijst aan taken waar we ofwel geen tijd ofwel geen geld (ofwel geen zin) voor hebben. En nu dit. Hoe reageer je daarop? Moeten we een alarm installeren? Een hond in huis halen? De politie bellen zodra een onbekende auto onze straat inrijdt? Ik kijk even rond, er is niks weg. Als het al inbraak was, dan zijn ze kennelijk niet binnen geraakt dus is onze deur sterk genoeg. Probleem opgelost. Maar eigenlijk denk ik dat het anders is gegaan…
Een nacht, ergens in de voorbije week. De maan verschuilt zich achter de wolken, in de verte huilt een Hobokense polderwolf en aan onze voordeur zijn twee mannen in streepjespakken en Zorro-maskers druk in de weer met een koevoet. Na een paar keer wrikken geeft de deur mee en vallen de mannen over elkaar onze hal binnen. Ze staren naar de witte muren, de staande fotokaders en de nog ingepakte dozen. Onmiddellijk beseffen ze dat er niks te rapen valt. Hijgend zet een inbreker zich recht, zichtbaar teleurgesteld over al dat werk voor niks. “Wel een chic kot en een mooie auto kopen, maar intussen bokes met choco eten en vijf truien dragen tegen de kou: dàt soort mensen woont hier!” foetert hij: “Zo’n mensen maken de stiel kapot!” De twee kussen hun beide pollekes dat dit niet hun thuis is. Ze overleggen kort of ze wat geld zouden achterlaten voor de beschadigde deur (nee dus), werpen nog een meewarige blik op het armzalig interieur en trekken de deur weer zachtjes dicht. Op naar ander en beter, de nacht is nog jong... Dàt is er gebeurd. En in dat geval kan het schilderen nog wel even wachten.
Comments