Enkele weken geleden. Opkijkend van zijn lectuur kijkt mijn lief me vragend aan: “Hebben wij eigenlijk onze winterbanden al vervangen?” Ik kijk verbaasd terug. Wat weet ik nu van zomer- en winterbanden, ik heb niet eens een rijbewijs. Bij een potentiële scheiding zou ik aanspraak maken op het kleinste ganzenbordpionneke, maar dat rood gevaarte op de oprit? Dat valt onder zijn jurisdictie, daar ken ik niks van. Maar nee: de winterbanden waren nog niet vervangen. Corona, weet je wel. Sinds de lockdown was zijn stalen ros niet meer van stal gekomen. Mijn lief werkte van thuis uit, de vakantie werd afgezegd, optredens gingen niet meer door: de auto hadden we niet nodig. Opie (ja, het beestje heeft een naam) werd een beetje aan zijn lot overgelaten. Maar eens de lockdown gelost werd, werd het hoog tijd voor een onderhoud en daar horen zomerbandjes bij.Deze ochtend. Ik kijk in de spiegel. Een kleine Bibendum kijkt terug. Coronakilo’s, ze bestaan. Sinds de lockdown ben ik niet meer van stal gekomen. Gidsen mocht niet. Buitenkomen werd aangeraden, maar ik kon het niet. Een lege stad, prachtdecor om verhaaltjes te vertellen en intussen regende het annulaties. Ik had het er verdomd moeilijk mee.
Intussen mag het weer – voorlopig toch. Buitenkomen. Gidsen. Vandaag mag ik weer op stap. De zenuwen gieren door m’n lijf. Ik werp nog een laatste blik in de spiegel. Het wordt tijd voor zomerbandjes.
Komentar