Al een week stak het me de ogen uit. Mijn vuilgrijpertje en de rode zakken ernaast, klaar voor gebruik. Vanmorgen was het eindelijk zo ver: heldere hemel, stralende zon en geen enkele deadline die op me wacht. Vandaag zou ik zwerfvuil gaan rapen. Maar waar? In mijn hoofd schreeuwt het: het bosje tegenover de blokken van ’t Kiel! Die specifieke plek heeft me over de drempel geduwd. Elke keer ik met de fiets van ’t stad naar huis rijd, passeer ik er een paar boompjes. Te weinig om een bos te noemen, te veel om niks te zijn. En elke keer ligt het er vol rommel. Van de jongeren van de school ernaast. Van de bewoners van de appartementen ertegenover. Van de truckchauffeurs op de parking. Maar ’t is een beetje stom naar ginder te trekken en alle rommel onderweg te negeren, nietwaar? Geen enkel probleem: dan vertrek ik te voet, wandel al vuilgrijpend en graaiend naar de blokken en kuis ginder verder tot mijn vuilniszak vol is. Goed plan. Eerste ontnuchtering. Ik ben niet tot aan de blokken geraakt. Zelfs niet halfweg. Een speelplein en een bushalte later puilt de vuilniszak al uit. Allemaal rommel, en allemaal zo cliché dat je er onnozel van wordt. Starbucks-koffiebekers aan de bushalte, waterflesjes aan de voetbalgoal. Energydrinks, zakjes chips en frisdrank aan de skate-ramp. Joint-peuken op de straathoek, net waar de bosjes het straatlicht wegnemen. En overal sigarettepeuken.
Toen de vrouw van het intakegesprek zei dat sommige vuilrapers een echte kruistocht tegen de sigarettepeuk zijn begonnen, vond ik dat een beetje overdreven. Dat is iets voor boomknuffelaars die niet zullen rusten tot iedereen stinkend naar de patchouli kumbaya loopt te zingen. Zo fanatiek ben ik niet. Maar het moet gezegd: die peuken zijn frustrerend. Eerst zie je ze niet. Hun beige kleur verdwijnt mooi tussen geelbruine gevallen bladeren en takjes. De eerste peuk die ik zag, viel op door het knalrode restje lipstick dat er op zat. Moesten die peuken nu eens in alle felle kleuren van de regenboog komen, de wereld zou ineens een pak kleurrijker zijn. Tweede ontnuchtering. Hoeveel peuken ik ook raap, de vuilniszak vult zich niet. En voor voorbijgangers is een knijper met een peukje veel minder overtuigend dan wanneer ik met veel zwier een platgeknepen blikje uit het groen pluk. Sommige stukken vuilnis geven meer voldoening dan andere. Peuken zijn de hekkensluiter.
Derde ontnuchtering: die vuilniszak begint echt snel te stinken. Gelukkig ben ik onderweg nog een bus wasverzachter tegengekomen die, toen ik het in de vuilniszak gooide, nog halfvol bleek te zijn (of is het in geval van vuilnis beter van halfleeg te spreken? Ik en filosofie…). Dubbelgeconcentreerde rozengeur met een ondertoon van nicotine en verschaald bier. Jammie.
Vandaag was leerzaam. Was ik tot nu nog maar halvelings overtuigd van het nut, dan nu helemaal. Op mijn route zie ik een vrachtwagenchauffeur drentelen om zijn afval te dumpen. Ik steek de straat over en bied hem mijn vuilniszakje aan. De man kijkt een beetje betrapt, bedankt me voor de hulp en complimenteert mijn werk. Ik kan alleen maar hopen dat hij op de volgende stop twee keer nadenkt voor hij zijn cabine leegkeert. Kumbaya, m*therf*cker.
Comentarios